Zoeken... Een moment geduld a.u.b.

search
favorite_outline favorite

Pharmaceutisch Laboratorium: hoofdgebouw in Leiden

Pharmaceutisch Laboratorium
Hugo De Grootstraat 27
2311 XK, Leiden (Gemeente Leiden)
Zuid Holland
Bouwjaar: 1896-1898
Architect: Jacobus van Lokhorst
Publicatie: 20001009
Rijksmonument ID: 515048
Type: Gebouw

Omschrijving van Pharmaceutisch Laboratorium: hoofdgebouw

Inleiding

Naar ontwerp van Rijksbouwmeester Jacobus van Lokhorst voor de Rijksuniversiteit Leiden in 1896-1898 uitgevoerd, voormalig Laboratorium voor Organische Chemie in een gemengde Neo-Gotische en Neo-Renaissance bouwstijl.

Het oorspronkelijk vanuit een U-vormige plattegrond opgetrokken gebouw was onder meer voorzien van een laboratorium voor medici, een laboratorium voor chemici, een collegezaal en een dienstwoning. In 1910 is het laboratorium verdubbeld naar een ontwerp van Van Lokhorsts opvolger ir. J.A. Vrijman, die een vergelijkbaar gebouw spiegelbeeldig tegen het oude plaatste, waardoor het een geheel omsloten binnenhof kreeg. Een tweede grote uitbreiding - in de vorm van een aanbouw aan de achterzijde - dateert van 1930. In 1949 is rechts (noordzijde) van het Organisch Chemisch Laboratorium een uitbreiding toegevoegd. Het complex is anno 1996 in gebruik door de Juridische Faculteit (Faculteit der Rechtsgeleerdheid) van de Rijksuniversiteit Leiden.

Omschrijving

Gefaseerd tot stand gekomen, rondom een open binnenplaats staand, in rode verblendsteen met accenten van gele verblendsteen, zandsteen en grijze hardsteen opgetrokken gebouw met boven een groot souterrain meerdere bouwlagen onder met leien gedekte (maasdekking) schild-, zadel-, en wolfdaken met dakkapellen. De nokhoeken van de dakkapellen en de dwarskappen zijn geaccentueerd met ijzeren bekroningen en zinken pironen. De gevels zijn voorzien van decoratief uitgevoerde smeedijzeren muurankers.

Brede, door middel van lisenen doorsneden voorgevel met rechtgesloten en licht getoogde vensters in het souterrain en over de gehele gevelbreedte doorgetrokken onderdorpels die als cordonlijst fungeren. Trasraam van klinkers met hardstenen bovenrand. Uitgemetselde, geprofileerde gevelranden met natuurstenen gootklossen.

Het oudste, noordelijke deel van het gebouw bestaat uit een vijf traveeën breed linker gedeelte en een breed risaliet met ronde traptoren. De souterrainvensters van dit negentiende eeuwse deel zijn per twee of drie gekoppeld en staan onder hardstenen lateien en bakstenen ontlastingsbogen. De licht risalerende linker travee staat onder een steekkap met wolfsend. De vensters in dit deel van de gevel zijn kruisvensters met geprofileerde bakstenen middenstijlen (montants), zandstenen wisseldorpels en dagkanten met kwartholprofiel. Ze staan onder ontlastings- en overspanningsbogen van gele steen. De samengestelde vensters in de gevelpartij tussen de linker travee en de hoekrisaliet zijn eveneens voorzien van zandstenen dorpels en bakstenen montants. De vensters op de bel etage zijn negenruits, ze hebben twee wisseldorpels en staan onder segmentboogvormige ontlastings- en overspanningsbogen. De vensters in de verdieping daarboven zijn voorzien van één wisseldorpel. De vier dakkapellen in het bijbehorende dakschild zijn voorzien van wolfdakjes, kruisramen, met leien beklede wangen en uitkragende windveren.

De risaliet staat onder een dwarskap, heeft op de bel etage en op de verdieping daarboven twee samengestelde, rechtgesloten vensters met geprofileerde bakstenen middenstijl (montant) onder ontlastings- en overspanningsboogjes en is voorzien van natuurstenen wisseldorpels. De vensters in de geveltop zijn vergelijkbaar, maar minder hoog opgaand. De rechter vensters staan tussen lisenen, waarvan de op kraagstukken staande aanzet met gebeeldhouwde koppen zich bevindt ter hoogte van de bel étage vensters. De geveltop is een afgeknotte puntgevel, oorspronkelijk voorzien van pinakels. In de geveltop staat een rechtgesloten gevelopening met openslaande zolderluiken onder tweeruits, met glas-in-lood ingevuld bovenlicht en een op korbelen rustende houten overhuiving (windkast) met hijsbalk. De ronde hoektoren heeft een octogonale bovenste geleding met één smal venster per travee en een eveneens octogonale, met leien gedekte spits met windvaan op de ijzeren bekroning.

In de torenschacht staan smalle, eveneens met glas-in-lood ingevulde trapvensters onder hardstenen latei.

Ook de noordzijde van het gebouw maakt deel uit van de oorspronkelijke opzet.

Rechts van de hoektoren een - ten opzichte van de rest van de gevel - terugliggende travee met in elk van de drie bouwlagen een samengesteld venster, vergelijkbaar met die in de voorgevel. Hoekrisalieten met geprofileerde deklijsten op schouders met geprofileerde kraagstukken en wolfsenden aan de dwarskappen. Uitgemetselde, geprofileerde gevelranden aan de geveltoppen. Vensters vergelijkbaar met die in de voorgevel.

Bovenste gevelgeleding met driepasomlijsting en een met luik behangen zoldervenster. De brede, terugliggende gevelpartij is zeven traveeën breed en heeft om en om een travee met gootlijst en een hoger opgaande travee met een rechtgesloten zoldervenster onder een steekkap met wolfsend. De oorspronkelijke hoofdentree met dubbele paneeldeur met bovenlicht staat onder een blind gevelveld. Het drie-ruits bovenlicht is ingevuld met glas-in- lood en staat onder een op een geprofileerde latei rustende natuurstenen keperboog met driepas. De achterkant (westzijde) van het gebouw bevindt zich aan de Gerrit Doustraat. Het linker gedeelte maakt deel uit van de oorspronkelijke opzet van het gebouw. De rest behoort bij de uitbreiding uit 1910. Het minder hoog opgaande, oudere linker bouwdeel (met voormalige dienstwoning) heeft één verdieping, kruisvensters en een detaillering die is te vergelijken met die van de noordgevel. De aan de noord-westhoek van het gebouw staande voormalige dienstwoning heeft een serre met houten borstwering en lessenaardak en staat onder een afgeknot schilddak met in beide dakschilden één dakkapelletje. Links van de serre de entree met deur met bovenlicht boven een kwart hardstenen bordestrapje met smeedijzeren trapleuning en bordeshek. De hoog opgaande risalieten rechts van de woning hebben een dwarskap met geprofileerde deklijsten op schouders met kraagstukken en evenals de rest van het oudere, tot de middenrisaliet doorlopende deel van het gebouw, rechtgesloten souterrainvensters onder hardstenen lateien. De souterrainvensters in de uitbreiding van 1910 staan onder strekken. De onderste ramen en de bouwlaag daarboven zijn getoogd. De reeks van drie dwarskappen is voorzien van met leien gedekte wolfdaken met zakgoten, pironbekroningen en luiken in de geveltoppen. De vensters zijn voor een deel voorzien van vernieuwde, wit geschilderde houten kozijnen. De grotere vensters zijn rechtgesloten onder segmentboogvormige ontlastingsbogen. De regenpijpen hebben vijfhoekige zinken vergaarbakken. Evenwijding met de straat loopt een uit 1910 daterende erfscheiding met een op een basis van hardsteen staand ijzeren hek. De zuidelijke gevel - die ook deel uitmaakt van de uitbreiding uit 1910 - heeft een vrijwel symmetrische opbouw en is in grote lijnen vergelijkbaar met de noordgevel. De rechtgesloten souterrainvensters staan onder strek en hebben hardstenen onderdorpels. De entree is een boven een (vernieuwde) balustradetrap staande rondboog paneel-vleugeldeur, waarin hoog geplaatste kwartronde deurraampjes met gietijzeren raamdecoraties. De dubbele deur staat binnen een zware natuurstenen omlijsting met halfronde profiellijst. Boven de deur een natuurstenen tweelicht-venster met keperboog. De rechtgesloten vensters op de bel étage en de verdieping daarboven zijn identiek en staan onder ontlastingsbogen. Aan de gevel zijn boven de penanten sierankers bevestigd. De zeven traveeën worden om en om beëindigd door een uitgemetselde gootlijst en een steekkapje met wolfsend. De risalieten staan onder wolfdaken en hebben een rechtgesloten, onder latei staande luik in de geveltop. De toegang naar het souterrain links van de hoofdentree bevindt zich in een met plat dak overdekte uitbouw, waarin een enkele en een dubbele, onder latei staande deur met decoratieve raamijzers voor de tweeruits deurvenster.

De zuid-oostelijke hoek wordt gemarkeerd door een ronde hoektoren. Deze traptoren is voorzien van smalle, met glas-in- lood ingevulde vensters onder latei en wordt geleed door vanuit de onderdorpels van de gevelvensters doorgetrokken cordonlijsten. De toren wordt bekroond door een concaaf gewelfde torenhelm met "Zwiebeldach" met ijzeren bekroning en leien (Rijndekking) dakbedekking. De gevel tussen de hoektoren en het oudere geveldeel wordt vertikaal geleed door lisenen en horizontaal door dunne zandstenen cordonlijsten, die een voortzetting zijn van de onderste vensterdorpels. De gevel bestaat van links naar rechts uit een terugliggende travee met rechtgesloten vensters onder ontlastingsbogen en wordt beëindigd door een bakstenen attiekbalustrade met natuurstenen dekplaat. De hoger opgaande risaliet staat onder een dwarskap met wolfsend. De zes traveeën hier rechts van zijn identiek. Ze hebben per vensteras boven het met rechtgesloten souterrainvensters ingevulde trasraam respectievelijk een getoogd venster, een laag, rechtgesloten venster met geprofileerde bovendorpel en een samengesteld venster - eveneens met geprofileerde bovendorpel als de vensters in de zuidgevel. De geprofileerde, uitgemetselde gevellijst met natuurstenen klossen ondersteunt de om de lisenen gekorniste houten dakgoot. De zes dakkapelletjes in het bijbehorende dakschild bevatten kruisraampjes en hebben met leien gedekte wangen en uitkragende, eveneens met leien gedekte kapjes. De gevels aan het binnenhof worden gekenmerkt door een detaillering en materiaalgebruik die vergelijkbaar is met die van de bijbehorende gevels aan straatzijde. De vrijwel symmetrische gevel van de noordvleugel heeft een middenrisaliet (trappenhuis) onder wolfdak. Op de begane grond een niet oorspronkelijke rechtgesloten deur met bovenlicht met rechts daarvan een klein venster. Op de eerste en de tweede verdieping een groot venster met gedrukte spitsboog, baksteentraceringen en glas-in-lood. In de geveltop met uitkragende schouders een spitsboogvormig spaarveld met twee boven elkaar geplaatste gevelopeningen met luik. Aan weerszijden van het risaliet een iets hoger opgaand risaliet met steekkap. De gevel van de westvleugel heeft rechts in de hoek een zogenaamde vluchttoren met ingesnoerde, met leien gedekte spits. De hoger opgaande traveeën staan onder dwarskappen die evenals de rechtgesloten vensters vergelijkbaar zijn met die aan de straatzijde (Gerrit Doustraat).

De gevel van de oostvleugel bevat lisenen en een getoogd bovenlicht boven de entree. Het interieur bevat onder meer nog het oorspronkelijke representatieve, voor een deel in natuursteen gebouwde trappenhuis met ribben aan de booggewelven, spitsboogopeningen, trapleuningen met driepasbalusters en de tekst "ANNO 1897" in één van de met kleurrijk glas-in-lood ingevulde traplichten.

Waardering

Het voormalige Organisch-Chemisch laboratorium is van algemeen belang wegens cultuur- en wetenschapshistorische waarde als bijzondere uitdrukking van de opkomst van de experimentele wetenschappen en de historische band tussen de universiteit en de stad Leiden. Het laboratorium is van algemeen belang wegens architectuurhistorische waarde als een kenmerkend voorbeeld uit het oeuvre van J. van Lokhorst in de voor hem karakteristieke mengvorm van Neo-Gotische en Neo-Renaissance stijl. Het gebouw heeft tevens ensemblewaarde als essentiëel onderdeel van een complex universiteire gebouwen met een stilistische, historisch-functionele stedebouwkundige samenhang. Het gebouw is tevens van belang vanwege de gaafheid en herkenbaarheid van het exterieur en delen van het interieur, wat betreft materiaalgebruik en detaillering.

Tags: openbare gebouwen,laboratorium,onderwijs en wetenschap,...

Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed - Licentie CC-0 (1.0)

directions_car Route naar Pharmaceutisch Laboratorium: hoofdgebouw
location_on Monumenten Kaart rond Leiden

Recensies (0)

Geen recensies gevonden. Voeg als eerste toe!

In de buurt