R.K. St. Bonifatiuskerk (zie ook foto achterzijde) in Wehe Den Hoorn
Omschrijving van R.K. St. Bonifatiuskerk (zie ook foto achterzijde)
Inleiding
RK-KERK, Sint Bonifatius genaamd, ontworpen door architect Jos.Th.J. Cuypers uit Roermond en gebouwd in de jaren 1926-1927. Cuypers, een zoon van de beroemde neo-gotische architect P.J.H. Cuypers, werd vermoedelijk geassisteerd door zijn broer P. Cuypers jr. De huidige Sint Bonifatiuskerk werd gebouwd ter vervanging van een kerk uit 1803 die weer een oudere kerk uit omstreeks 1733 verving. De steunberen aan de noord- en zuidgevel zijn een jaar na de bouw aangebracht, omdat het kerkgebouw reeds begon te verzakken. Men had zich verkeken op de samenstelling van de ondergrond. Ook daarna verzakte het gebouw nog, met name de toren, die nu zo'n 20 centimeter uit het lood staat. Jos. Th. J. Cuypers ontwierp voor de parochie van Wehe-Den Hoorn een kerk in een stijl, waarbij de vormentaal van de Amsterdamse School gemengd werd met elementen uit de Spaansmoorse en Zuidfranse bouwkunst.
In de kerk is een aantal relicten uit de twee vorige kerken te vinden. Uit de eerste kerk zijn afkomstig de plaquette uit 1754 binnenin de toren en de natuurstenen gevelsteen boven de hoofdingang. Op de plaquette in voet van toren staan de namen van vermoedelijk de stichters van de eerste kerk vermeld: Anna van Ewsum en Balthasar van Asbeck. De gevelsteen boven de hoofdingang heeft het chronogram, "hiC CoLLIgaM Dipersos", waarin het jaartal 1802 verborgen is, met daarboven een afbeelding van de Goede Herder. Uit de tweede kerk van 1803 zijn onder andere de communiebank uit 1886 en het neo-gotisch meubilair in de hoofdsacristie afkomstig. Twee objecten in de kerk zijn uit de inventaris van andere gebouwen afkomstig. Het zandstenen Mariabeeld dat oorspronkelijk in een nis aan de noordzijde van de toren was geplaatst, dateert uit de 15de eeuw en is afkomstig uit het klooster van Aduard. Het orgel is afkomstig uit het Maagdenhuis te Amsterdam en in 1898 overgeplaatst naar de tweede kerk.
Omschrijving
In baksteen opgetrokken KERKGEBOUW waarvan het grondplan en opbouw kenmerken vertonen van de pseudo-basiliek. Gevels zijn opgetrokken gesinterde rode baksteen en gemetseld in Vlaams verband; trasraam van donker gesinterde baksteen en laag om laag op de strekkant geplaatst. Vensters zijn overwegend samengesteld uit smalle verticale vensters met gekleurd glas-in-lood en beëindigd door rollaag. Goten zijn rechthoekig. Alle daken, met uitzondering van de Mariakapel, hebben geglazuurde blauwe verbeterde Hollandse pannen. Breed middenschip bestaande uit vier traveeën gedekt door een zadeldak met aan weerszijden een smalle zijbeuk. Aan westzijde van middenschip bevindt zich de entree in uitgebouwd portiek gedekt door zadeldak. Portiek heeft spitsbooggewelf met stijlen; dubbele voordeur van hout beëindigd door segmentboog met natuurstenen aanzetstenen; lage bakstenen stoep. Aan weerszijden van portiek twee samengestelde vensters, waarvan een tweedelig en een driedelig. Boven vensters een gevelband van donker gesinterde steen. Boven ingangsportiek in de inleiding beschreven gevelsteen met chronogram. Hierboven een vijfdelige vensterpartij met gekleurd glas-in-lood; vensters worden trapvormig beëindigd. Rondom ingangsportiek en samengesteld venster een gevelband van gesinterde steen. In topgevel een klein driedelig venster en een zelfde gevelband. Langs daklijst een smalle bakstenen sierrand. Op noordelijke hoek van westgevel een vijf bouwlagen hoge toren op vierkant plattegrond; torenhelm in de vorm van een klokdak; torenhelm wordt bekroond door metalen kruis. Entree van toren bevindt zich aan noordzijde. Portiek met spitsbooggewelf van rode en donkergesinterde steen versmalt zich door middel van drie stijlen; dubbele houten deur beëindigd door keperboog; lage bakstenen stoep. Boven entree een uitgebouwde nis met kopie van Mariabeeld uit klooster van Aduard; nis wordt beëindigd door verdikte keperboog. Op begane grond aan westzijde twee driedelige vensters met daaromheen een gevelband van donkergesinterde steen. Op tweede en derde bouwlaag aan elke zijde twee smalle vensters. Op vierde bouwlaag aan elke zijde een driedelig venster omlijst door gevelband van gesinterde steen. Vijfde bouwlaag van toren is open gewerkt door middel van drie trapvormige openingen met daarboven een vierkante opening aan elke zijde. Voor middelste opening aan elke torengevel een goudkleurige klok. Op hoeken en onder goot wordt gevel naar boven toe verzwaard. Op zuidelijke hoek van westgevel een kapel gewijd aan Maria op cirkelvormig plattegrond en gedekt door kegelvormige kap van koper met piron. Kapel heeft twee driedelige vensters.
Aan de noord- en zuidgevel hebben de vier traveeën van de beide zijbeuken elk een eigen zadeldak. In elke travee een zelfde vijfdelig venster als in westgevel; langs daklijst een sierrand van metselwerk; topgevel kraagt iets uit en heeft klein verticaal venster. Tussen traveeën een steunbeer waarvan de rug bekleed is met rode tegels. De twee meest oostelijke traveeën zijn iets kleiner en hebben een driedelig venster, waarvan de buitenste delen door een spitsboog worden beëindigd en de middelste door een keperboog. Aan beide meeste oostelijke traveeën bevindt zich een kleine platte aanbouw voor biechtstoel. Aanbouw aan zuidzijde heeft aan westgevel een houten deur beëindigd door rollaag en aan zuidgevel een zelfde deur met aan weerszijden een klein verticaal venster. Aan oostzijde van middenschip een koor op rechthoekig plattegrond gedekt door zadeldak. In oostgevel van koor een zevendelig spitsboogvenster; topgevel kraagt iets uit en heeft een klein verticaal venster; langs daklijst sierrand van metselwerk. Aan weerszijden van koor een sacristie gedekt door een schilddak met op elke hoeknok een piron. Noordelijke sacristie, bijsacristie, is kleiner en heeft aan noordzijde vier kleine verticale vensters met ijzeren roeden. Zuidelijke sacristie is groter en onderkelderd; in oostgevel twee dezelfde vensters als in bijsacristie en twee keldervensters; in zuidgevel vier dezelfde vensters als in bijsacristie en een keldervenster.
INTERIEUR van St. Bonifatiuskerk verkeert vrijwel geheel in originele staat. Van belang zijn onder meer: de crème-kleurige en lichtgrijze vloertegels, waarin door middel van rode tegels geometrische patronen zijn aangebracht. De roodbakstenen muren van de beide zijbeuken; op ooghoogte bevinden zich taferelen van de kruiswegstatie die omlijst worden door siermetselwerk in rode, gele en paars gesinterde baksteen. Boven de kruiswegstatie bevindt zich in elke travee een samengesteld venster met gekleurd glas-in-lood in Art Deco-motieven. Het middenschip overwelfd door vier graatgewelven van gele baksteen die worden gedragen door acht vierkante pilaren van rode baksteen met gevelbanden in gele en gesinterde paarse steen. Vier pilaren met heiligenbeelden: de natuurstenen Heilige Bonifatius en Ludgerus van beeldhouwer Herman van Remmen en de houten Heilige Aloisius en Franciscus uit de kerk van 1803. De graatgewelven van het middenschip worden van elkaar gescheiden door spitse gordelbogen van rode baksteen met decoratieve banden in gele en gesinterde paarse steen en van de zijbeuken door soortgelijke, kleinere gordelbogen. De traveeën van de zijbeuken hebben kleinere graatgewelfen van gele en rode baksteen en veelhoekige scheibogen van rode baksteen en crèmekleurig pleisterwerk. In het middenschip twee rijen houten banken met in het midden en in de zijbeuken gangpaden. Tegen de meest noordoostelijke pilaar bevindt zich een geheel uit rode, gele en gesinterde paarse baksteen opgemetselde veelhoekige preekstoel met twee ceramische tableaus vermoedelijk voorstellende de vier evangelisten. Het koor heeft een zelfde graatgewelf als het middenschip; het wordt afgesloten door een spitse gordelboog waaronder zich het altaar bevindt; blokaltaar van gepolijst zwart marmer met aan voorzijde drie bronzen plaquettes vermoedelijk voorstellende van links naar rechts: het offer van Izaak, de Verrijzenis en het offer van Melchisedek. Boven het altaar een zevendelig venster met gebrandschilderd glas uit 1927 voorstellende het Heilig Hart van Christus met engelen aan weerszijden, rechts Willibrordus en links Bonifatius en tenslotte aan weerszijden de stichters van de kerk. Aan noordzijde van koor een vijfdelig spitsboogvenster voorstellende Het Gebed; aan zuidzijde een zelfde venster voorstellende De Zeven Sacramenten. Onder vensters muren met decoratief metselwerk in gele, gesinterde paarse en rode baksteen en een deur naar elke sacristie. Koor wordt door een spitse triomfboog aan westzijde afgesloten. Boven triomfboog hangt een houten kruis. Podium van priesterkoor loopt door tot in middenschip en wordt beëindigd door houtsnijwerk van de communiebank uit de vorige kerk, vervaardigd in 1886 door Joseph Reiss uit Dusseldorf; uitgebeeld zijn voorstellingen uit de bijbel, een aantal heiligen en de twaalf apostelen. Links van het koor het Maria-altaar en rechts het Jozefaltaar. Beide altaren bestaan uit een nis met een geknikte keperboog, waarin een ceramisch beeld van respectievelijk Maria en Jozef is geplaatst; voor de nis een blokaltaar van veelkleurig metselwerk.
Aan weerszijden van het koor een sacristie. Beide sacristieën hebben gepleisterde wanden met een venster met gekleurd glas-in-lood in Art Deco-motieven. Bijsacristie heeft vaste houten kasten; hoofdsacristie heeft neo-gotische kasten uit vorige kerk. In kleine uitbouwen aan meest oostelijke traveeën originele houten biechtstoelen.
Aan westzijde van middenschip in het midden een portaal met twee zijruimten; muren van portaal hebben een lambrizering van gekleurde baksteen; rest van muren is gepleisterd; dubbele tochtdeur van hout. Ten zuiden van portaal een Mariakapel met graatgewelf van gele baksteen en wanden van gekleurde baksteen; vensters met gekleurd glas-in-lood in Art Deco-motieven; in kapel Mariabeeld uit klooster van Aduard. Ten noorden van portaal een doopkapel met twee graatgewelfen van gele baksteen en spitse gordelboog; wanden zijn opgemetseld van gekleurde baksteen; vensters met gekleurd glas-in-lood met Art Deco-motieven; doopvont van hardsteen op basement van gekleurde baksteen met koperen deksel; doopkapel wordt door middel van smeedijzeren hekwerk van middenschip afgescheiden.
Boven het portaal en de doopkapel is een verdieping voor het orgel aangebracht die behalve door de twee westelijke pilaren van het middenschip door twee extra pilaren wordt ondersteund. Het orgel is een eenklaviersorgel, in 1788 gemaakt door J. Mittenreither uit Leiden voor het Maagdenhuis te Amsterdam. In 1898 overgeplaatst door M. Maarschalkerwaard uit Utrecht. Bij die gelegenheid omgebouwd tot tweeklaviers mechanisch orgel.
Waardering
RK Sint Bonifatiuskerk van algemeen architectuur- en cultuurhistorisch belang:
- als fraai en gaaf voorbeeld van een vroeg twintigste eeuwse pseudo-basiliek in de provincie Groningen
- als goede representant van het oeuvre van architect Jos. Th. J. Cuypers
- vanwege het bijzondere materiaalgebruik en de ornamentiek
- vanwege de hoge esthetische kwaliteit van het ontwerp
- vanwege de hoge mate van gaafheid van het exterieur en het interieur
- vanwege de bijzondere samenhang tussen exterieur en interieur
- vanwege de functionele en ruimtelijk-visuele relatie met de andere onderdelen van het complex
- vanwege de beeldbepalende ligging midden in het dorp
Tags: kerkelijke gebouwen,kerk,kerk en kerkonderdeel,religieuze gebouwen
Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed - Licentie CC-0 (1.0)
In de buurt
- R.K. pastorie Warfhuisterweg 4, Wehe Den Hoorn
- Lagere school Sint Ludgerus Mernaweg 55, Wehe Den Hoorn
- R.K. begraafplaats Warfhuisterweg 10A, Wehe Den Hoorn
- R.K. begraafplaats, hek Warfhuisterweg 10A, Wehe Den Hoorn
- R.K. begraafplaats, rouwkapel Warfhuisterweg 10A, Wehe Den Hoorn
-
format_list_bulleted
Alle monumenten in
Wehe Den Hoorn (Groningen)